Op de operatiekamer

Als u aan de beurt bent, brengen we u in uw bed naar de operatiekamer. Hier maakt u kennis met het OK-team. Voordat de operatie start, controleren we nogmaals uw naam en geboortedatum en stellen we u nog enkele vragen over de operatie en uw gezondheid. 

In het geval van een algehele narcose spuit de anesthesioloog via de infuusnaald een middel in, waardoor u snel in slaap valt. Ondertussen krijgt u een kapje met zuurstof. De medicijnen die u krijgt bestaan uit slaapmiddelen, pijnstillers en eventueel middelen om de spieren te verslappen.

Soms is het nodig dat er voor de operatie een beademingsbuisje via de mond en keelholte in de luchtpijp wordt geplaatst. Hiermee kunnen we tijdens de anesthesie uw ademhaling controleren. Overigens merkt u daar niets van, want u bent dan onder narcose.

De mate van bewaking is afhankelijk van de ingreep en uw gezondheid. De standaardbewaking van hart, bloeddruk en zuurstofgehalte van het bloed wordt soms uitgebreid met extra bewaking van het hart en/of de bloeddruk. Soms zijn extra voorzorgsmaatregelen, zoals een tweede infuus, een maagsonde of een urinekatheter noodzakelijk.

De anesthesioloog of anesthesiemedewerker zijn constant bij u totdat u op de uitslaapkamer aankomt. Gedurende de operatie krijgt u (via het infuus) sterke pijnstillers toegediend, waardoor de kans op pijn na de operatie beperkt is. Vaak heeft u voor de operatie ook al een pijnstiller in genomen.